Prijs voor reisverhaal


Ik ben deze week druk met het schrijven aan mijn boek “Social media marketing voor ZZP’ers. Laat je klanten zien dat jij de beste oplossing bent.” Daardoor schiet mijn wekelijkse blogartikel erbij in. Maar om toch van me te laten horen, wil ik een reisverhaal met jullie delen dat ik in 2004 geschreven heb. Met dit verhaal heb ik destijds de 2de prijs gewonnen in een reisverhalen wedstrijd van het Eindhovens Dagblad.

De zon schittert op de oranje geglazuurde dakpannen. Het drukke verkeer van Bangkok-centrum is binnen de afgebladderde muren van het klooster niet meer te horen. De binnenplaats lijkt een slaperig boerenerf; een haan kraait, schurftige hondjes keffen naar me en een loom kauwende koe suddert in de schaduw van een tamarinde boom. Dan hoor ik een monotoon gezang uit de tempel komen. Ik aarzel om naar binnen te gaan. Ik wil de oranje geklede monniken, die in rijen op de grond zitten, niet storen. Maar twee van hen gebaren me dat ik achterin plaats kan nemen. In deze vredige omgeving begrijp ik waarom de Thai hun hoofdstad ‘de stad der Engelen’ noemen. Wanneer ik weer buiten sta, hoor ik opeens achter me een paar stemmen “hello, hello” roepen.

Groene thee

Groene thee uit China, voor speciale gelegenheden”. Zacht klinkt de stem van de jonge monnik.
Ik voel me gevleid. Ik kijk om me heen in het sober ingerichte kantoortje. Zijn vriend verzekert me dat hun master het niet erg zal vinden dat zij mij hebben uitgenodigd om in zijn kantoor iets te drinken. Hij heeft hen geadviseerd om zoveel mogelijk Engels te oefenen. Ik zit ongemakkelijk rechtop op een soort keukenstoel onder het wakend oog van de koning, die tegenover me aan de muur hangt. Ik weet dat ik mijn benen niet over elkaar mag slaan omdat het in Thailand onbeleefd is als je voetzolen naar je gastheren wijzen.
De twee monniken blijven staan; de enige andere stoel is de bureaustoel van hun meester waar ze kennelijk niet op durven te gaan zitten. De meest spraakzame van de twee begint me de gebruikelijke ‘where are you from’-vragen te stellen. En ik doe hetzelfde bij hem. Hij vertelt dat hij monnik is geworden omdat hij op deze manier gratis kan studeren.
“Mijn ouders zijn te arm om een opleiding te betalen. Maar ik zal blij zijn als ik klaar ben, want ik wil graag lang haar hebben, zoals u.” Hij wrijft met zijn hand over zijn zwarte stoppels. “Ik moet me eigenlijk al weer scheren.”
“Lang haar?” Verbaasd strijk ik over mijn korte haar. “De kapster was zo verdiept in een Thaise bokswedstrijd op t.v. dat ze er veel te veel afknipte.”
De zwijgzame monnik doet een knippende kapper na en roept dan verschrikt met zijn handen voor zijn mond: “O, sorry, sorry.” We schateren alledrie.

Nederlands elftal

Opeens komt hun master binnen. We zijn meteen stil. De jongens maken een lichte buiging en brengen hun handpalmen als in gebed naar elkaar toe om hem met de wai te groeten. Daarna gaan ze weer rechtop staan. Hun leermeester neemt plaats achter zijn bureau en draait zijn stoel naar mij toe. Hij kijkt mij door zijn grote bril vriendelijk aan. Ik heb al opgevangen dat de monniken hem verteld hebben dat ik uit Nederland kom.
“Hoe gat ut meet jou?”, vraagt hij onverwachts in het Nederlands.
“Goed, dank u”, antwoord ik automatisch.
“Ik heb als student een jaar in Delft gewoond. Dat was in 1959. Ik studeerde weg- en waterbouw. Ik herinner me nog goed dat ik in uw mooie land voor het eerst sneeuw zag.”
Praatet Nedderlend, hima”, ‘Nederland, sneeuw’, zeg ik tegen de twee jonge monniken. Maar ze durven niks terug te zeggen nu hun meester in de buurt is.
“Weet u wat ik me altijd heb afgevraagd?”, vervolgt hij in het Engels. Ik knik nee.
“Waarom draagt het Nederlandse voetbalelftal oranje? Heeft het iets met het geloof te maken, zoals de monniken hier?”
“Nee,” zeg ik, “onze koningin heet Oranje van achteren. Oranje is de nationale kleur. Daarom dossen de meeste supporters zich ook in het oranje uit.”
“En vindt uw koningin dat leuk?” Hij kijkt naar zijn gerimpelde hand waarmee hij de kreukels uit zijn pij strijkt. Een van de monniken zet een scheef gezakt wierookstokje recht in zijn potje.
De monarchie is in Thailand een serieuze zaak, dus antwoord ik:”Onze koningin vindt het wel sanuk al die oranje mensen die plezier maken.”
Hij knikt. Als het maar sanuk is, gezellig is, dan is in Thailand veel goed.

Mooie vrouwen

“Vrouwen in Holland zijn erg mooi,” verandert hij van onderwerp.
Ik glimlach verlegen om dit compliment. Maar dan vraagt hij belangstellend of ik Thaise vrouwen misschien mooier vind.
“Sommigen wel”, zeg ik neutraal. Waarom vraagt hij me dit? Hij houdt vol.
“Thaise vrouwen zijn erg mooi en very good.” Samenzweerderig trekt hij met zijn wijsvinger zijn onderste ooglid naar beneden. Dan strekt hij zijn arm naar me uit en prikt met diezelfde benige vinger een paar keer in mijn arm om zijn woorden te onderstrepen.
Ineens is het me duidelijk: hij denkt dat hij een gesprek van man tot man heeft! Het is niet de eerste keer dat me dit overkomt. Mijn korte haren en lange lijf veroorzaken soms paniek op vrouwentoiletten. Al snel heb ik geleerd hoe ik in het Thai ‘ik ben een vrouw’ moet zeggen. Moet ik hem vertellen dat ik een vrouw ben? Ik besluit van niet in de hoop dat het gesprek interessant blijft. Bovendien bespaar ik hem gezichtsverlies, want hij mag als monnik geen vrouwen aanraken. Ik ga wat krommer zitten om mijn borsten te verbergen en ik kuch een keer om daarna een wat zwaardere stem op te zetten:
“Heeft u nooit willen trouwen?”
Diepe rimpels verschijnen in zijn voorhoofd. Hij wendt zijn hoofd af en staart door het raam naar buiten. Wanneer hij weer begint te praten, lijkt het alsof zijn stem van ver komt.
“Vroeger wel, voordat ik monnik werd. Ik wilde een goed betaalde baan, als ingenieur, met vrouw en kinderen; het bekende recept. Toen ik na mijn studie als monnik intrad, was ik dan ook vastbesloten om niet langer dan de gebruikelijke drie maanden mijn ‘plicht’ als Thaise man te vervullen. Maar ik kwam tot de ontdekking dat het me een fijner gevoel geeft om mensen met spirituele adviezen te helpen dan met adviezen op het gebied van infrastructuur.”
“Maar vindt u het niet moeilijk om celibatair te leven?” Hopelijk klink ik als mannen-onder-elkaar en ik kijk hem recht in zijn ogen aan.
Hij glimlacht flauwtjes. “In het begin had ik het er wel eens moeilijk mee dat ik niet, hoe zal ik het zeggen, niet intiem kon zijn met een vrouw. Het voelde als een offer. Maar nu, nu weet ik niet beter. Ik voel geen gemis meer. En wie weet … in een volgend leven.”
Zijn donkere ogen beginnen te stralen bij deze laatste woorden. We lachen allebei hartelijk en nemen nog een slok groene Chinese thee; for special occasions.

Gerelateerd artikel
Teveel vragen goed“een column van mij in Intermediair (met record aantal lezers in de week v plaatsing, volgens Intermediair).


Over Marlies van der Meer

Laat de klant zien dat jij de beste oplossing bent. Coach-trainer van Schrijf je Business Boek in 5 BOEK! stappen, Moeiteloos bloggen met de BLOG-formule, Kies en Claim je Niche in 5 stappen. Auteur Social media marketing voor ZZP’ers.

Deel jouw tips hier!